Uitkomsten VLR-NLB ongevallenanalyse 2022
De Arbocommissie van VLR en NLB heeft de liftongevallen uit 2022 geanalyseerd. Daarnaast zijn de statistieken van liftongevallen van de afgelopen tien jaar meegenomen in het onderzoek. De meeste aandacht ging uit naar de verzuimongevallen.
In het jaar 2022 zijn er 24 verzuimongevallen gemeld. In 2021 waren dit er 20, waarmee het aantal verzuimongevallen is gestegen met 20%. Dit aantal is in lijn met het gemiddelde aantal verzuimongevallen per jaar in de periode 2013-2022, namelijk 23. Uit de statistieken is op te merken dat er in de tweede helft van 2022 meer ongevallen zijn geregistreerd, terwijl het aandeel ernstige ongevallen daalde. Wel vond er een dodelijk ongeval plaats binnen de liftindustrie op een scheepswerf in Vlissingen. Dit betrof geen VLR- of NLB-lid.
IF (Incident Frequency)
In 2021 is voor het eerst de Incident Frequency (IF) van de VLR- en NLB-leden uitgerekend. De IF is een formule binnen de VCA waarmee de prestatie op het gebied van veiligheid binnen organisaties onderling wordt vergeleken. Zo kan de IF van VLR en NLB vergelijken worden met andere technische bedrijven met hoog risico werkzaamheden.
Hoe lager de IF-score, hoe beter de prestatie en daarmee de veiligheid binnen een organisatie is. In de tabel rechts zie je de IF-scores van VLR- en NLB-leden vergeleken met diverse organisaties. In de tabel is af te lezen dat de IF van VLR en NLB in 2022 stijgt van 4,3 naar 5.4. Bij BAM daalt deze juist in 2022 van 4,5 naar 3,7. Shell kent net als VLR en NLB een stijging, maar heeft een aanzienlijk lagere IF.
Oorzaak en letsel
Als wordt gekeken naar alle gemelde ongevallen (zowel mét als zonder verzuim), is op te maken dat struikelen/vallen al enkele jaren als één van de meeste genoemde oorzaken wordt genoemd. Daarbij moet wel vermeld worden dat na enkele jaren een val van hoogte echter sinds 2022 geen onderdeel meer van de top drie van primaire oorzaken is.
Snijwonden en kneuzingen waren net als vorig jaar de meest voorkomende verzuimletsels. Voor het derde achtereenvolgende jaar werd een inschattingsfout als belangrijkste secundaire oorzaak aangewezen. Opvallend is dat in geen enkel geval LOTO/spanningsloos werken is aangemerkt als secundaire oorzaak. Ten opzichte van de aard van het letsel is het opvallend dat in geen enkel geval elektriciteit als primaire oorzaak is geregistreerd. Bij meldingen waar de categorie ‘anders’ is opgegeven, betrof dit vanuit de omschrijving in 60% van de gevallen contact met spanningvoerende delen.
Conclusies en aanbevelingen
Uit de resultaten maakt de VLR-NLB Arbocommissie op dat het aantal ongevallen per jaar gestaag aan het toenemen is. Een duidelijke oorzaak is hier echter nog niet voor gevonden. Tevens valt uit de uitkomsten te concluderen dat andere organisaties beter scoren op het gebied van veiligheid dan VLR en NLB.
Daarnaast stemt het aantal meldingen wat te maken heeft met het in aanraking komen van spanningvoerende delen niet gerust. Zeker met de wetenschap dat deze incidenten met een kleine wijziging van de omstandigheden ernstig of fataal kunnen aflopen. De Arbocommissie stelt na de conclusies uit dit onderzoek dan ook dat er vanuit de branche meer aandacht moet naar veilig werken.