Roltrappen zijn een handig vervoersmiddel en worden dagelijks op verschillende plekken veelvuldig gebruikt, bijvoorbeeld in winkelcentra, op stations en in ziekenhuizen. Roltrappen zijn over het algemeen heel veilig en er komen weinig ongelukken voor. Deze hoge mate van veiligheid wil echter niet zeggen dat gebouweigenaren of -beheerders niets meer kunnen doen om de veiligheid te vergroten. Zo hebben roltrappen en rolpaden over het algemeen een lange levensduur, maar zit hierin ook een gevaar. Veel oudere, bestaande installaties voldoen namelijk niet aan de laatste (veiligheids)technische ontwikkelingen, die een grote meerwaarde opleveren voor de veiligheid van de gebruikers. Vanuit Europa is daarom een norm ontwikkeld die bestaande installaties naar een hoger
niveau brengt om daarmee de veiligheid te verbeteren. Deze Europese norm heet de EN 115-2 Safety Norm for Existing Escalators, beter bekend als SNEE.

Beide brancheorganisaties voor de Nederlandse lift- en roltrapindustrie, VLR en NLB, hebben uit deze norm de belangrijkste maatregelen geselecteerd om deze in het kader van verbetering van de veiligheid onder de aandacht van belanghebbenden te brengen. Hiermee maken VLR- en NLB-leden onderscheid in de markt door volledige en transparante communicatie richting de klant.

1. Sokkelborstels en verlichting

Bestaande roltrappen gebouwd voor 2008 hebben mogelijk geen sokkelborstel, waardoor er kans bestaat op beknelling tussen de trede en de sokkel of schoeisel zelfs wordt opgeslokt. Het aanbrengen van sokkelborstels verlaagt de kans dat objecten van en/of de roltrapgebruiker zelf klem komen te zitten tussen de tanden van de kam en de bewegende tredenband. Gelijktijdig kunnen maatregelen worden genomen om verlichting op en rondom de roltrap te verbeteren en daarmee de kans op valgevaar te verkleinen. Door het aanbrengen van opstap-, trede-, kamplaat- en/of voetverlichting, kan een grote stap voorwaarts gemaakt worden in het kader van veiligheid.

2. Anti-slipvoorzieningen

Bij treden van een roltrap is deze maatregel lastig achteraf aan te brengen, maar bij hellingbanen en luiken kan dit een positief effect op de veiligheid hebben. Bij hellingbanen welke direct of indirect nat worden door water en sneeuw kan worden gesteld dat de wrijvingscoëfficiënt tussen de natte schoenzolen en treden niet toereikend genoeg is. De kans op een gevaarlijke situatie is aanwezig, waarbij gebruikers kunnen uitglijden en er letsel kan ontstaan. Dit is op te lossen door het aanbrengen van een anti-slipcoating (R13) op de treden of paletten. Bij hellingbanen, met name die vlak bij een uitgang liggen, kan een anti-slipvoorziening een oplossing zijn om vallen op hellingbanen te voorkomen. Daarnaast moeten de luiken worden voorzien van een ruwheid.

3. Aanvullende veiligheidscontacten

Op het moment dat er een trede of palet mist, moet de roltrap / hellingbaan stoppen, voordat dit missende deel in het betreedbare deel komt. Veel roltrappen stoppen pas nadat de trede die defect is in beeld komt, de zogenoemde trede doorzak beveiliging. Hierdoor kan het voorkomen dat de roltrap nog in bedrijf is en de gebruikers alsnog de defecte roltrap gebruiken, terwijl er een trede ontbreekt. Het aanbrengen van tredendetectie (missing step detection) waarbij de stroom naar de roltrap wordt uitgeschakeld, kan een uitkomst bieden. Omdat roltrappen / hellingbanen in twee richtingen gebruikt kunnen worden, moet dit aan beide uiteinden van de installatie worden aangebracht.

Daarnaast kan het zijn dat de putluiken door iemand anders dan de onderhoudsmonteur worden geopend. Door een putluikcontact aan te brengen, wordt de installatie per direct buiten werking gesteld en wordt voorkomen dat derden in de machinekamer / omkeerruimte kunnen komen en zichzelf in gevaar brengen.

4. Afzettingen om onjuiste toetreding te voorkomen

Gebruikers met buggy’s, winkelwagens, scootmobielen en/of rolstoelen, zouden voor de veiligheid de lift moeten gebruiken en niet de roltrap of hellingbaan. Om dit onjuiste gebruik te voorkomen kan er een afzetting in de vorm van paaltjes rondom de op- en afstapplaats van de roltrap geplaatst worden. Hiermee wordt voorkomen dat gebruikers met een dergelijk middel de roltrap oplopen. Laat je adviseren door jouw onderhoudsbedrijf aan welke normen je moet voldoen bij deze maatregel.

5. Duidelijke informatievoorziening

Gebruikers die niet direct de locatie van een lift zien, zullen in veel gevallen alsnog met een buggy, winkelwagen, scootmobiel en/of rolstoel gebruik maken van de roltrap. Door duidelijke bewegwijzering kunnen gevaarlijke situaties hiermee ondervangen worden. Daarnaast moeten er duidelijke en actuele stickers op de roltrap geplaatst worden over juist roltrapgebruik, waarin onder andere de plek van de stopknoppen wordt meegenomen. Zo kan in geval van gevaar de dichtstbijzijnde knop gebruikt worden om direct te handelen.

6. Diverse afwijzers

Doordat roltrappen op een vaak behoorlijke hoogte van de grond worden ingezet, bestaat het risico op valgevaar. Daarnaast is er aan de bovenzijde weer knelgevaar met de verdieping. Door diverse afwijzers aan te brengen, kunnen gevaarlijke situaties worden voorkomen. Met toepassing van een anti-surfbarrier wordt een glasplaat naast de leuningband geplaatst op grotere hoogte, waardoor er niet op de leuningband geklommen kan worden. Ook maatregelen als afwijzingen aan verdiepingsranden en het plaatsen van hogere hekjes bij op- en afstapplaatsen moeten val- en knelgevaar voorkomen.

7. Stopknoppen voor de afstapplaats

Stopknoppen bevinden zich meestal aan de boven- en onderzijde van de roltrap aan de zijkanten van het loopgedeelte, onderaan de leuning. Vlak voor de afstapplaats kan er vanwege vertraging of stilstand een opstopping ontstaan, waardoor gebruikers klem raken en tegen hun voorganger opbotsen. Met name bij oudere hellingbanen waar winkelwagens worden gebruikt, speelt dit een rol. Om gevaarlijke situaties te voorkomen, kan er 2,5 tot 3 meter voor de afstapplaats een extra stopknop met aanduiding geplaatst worden, zodat gebruikers een gevaarlijke situatie voor kunnen zijn en bijtijds de installatie tot stilstand kunnen brengen.